item1a1a
item1b1
item3a1
Waar
welkom5a
welkom5a1
welkom5a2
welkom5a3
welkom5a4
welkom5a5
welkom
Auteur
Bestellen
Sponsors
Doel
BLOG

maandag 21 januari 2013

Cordon sanitaire

Een tijdje mocht ik een tafereeltje observeren dat de voorstanders van een cordon sanitaire rond Hollanders op vakantie stevige ammunitie geeft. Voorstanders van dat cordon beweren zelfs dat je de macro-economische kost van de aanwezigheid van Hollanders in het buitenland kan berekenen. Ze slepen al hun eten en drinken in hun sleurhut mee, zodat ze ter plaatse maar geen geld moeten uitgeven. Daar is de plaatselijke middenstand niet mee gediend.  Dat is echter niet het ergste. Luister even mee.

Een mooi terrasje in mei aan het Lago Maggiore in Noord-Italië, rond het middaguur. Wat oudere mensen, vooral gepensioneerde inwoners en bedaagde Engelse toeristen nippen aan hun capuccino’s of crodino’s en genieten van de rust en het uitzicht. Het meer is zo vlak als een laken en de lucht trilt nauwelijks merkbaar door de waterige zon die aarzelend een weg zoekt door de lichte nevel.

Tot een Nederlands gezin neerstrijkt: vader, moeder en drie kinderen, tussen zeven en drie. Het menneke van zeven, dat Jas(per) blijkt te heten, jengelt dat hij met oma wil praten. De twee anderen vinden dat een mieters idee en krijsen het rond. Pap roept dat oma niet goed te been is en best een opkikkertje van de kids kan gebruiken. Hij neemt zijn Blackberry, legt die op het tafeltje en zet de geluidsfunctie maximaal en op hands free, zodat het ganse gezin lekker kan praten met oma. De mensen aan de andere tafels kijken wat verveeld op.

Het gedrein kan beginnen, want oma heeft de telefoon thuis opgenomen. Ze is net naar de Aldi geweest en het gaat wel maar het weer is niet zo goed. Maar je bent toch niet goed te been, snatert Jasper, vier keer na elkaar. Het tweede menneke, dat naar de naam Kas(per) luistert, roept om de minuut ‘Hoe chaat het met oomaaa?’ Het is niet duidelijk of hij naar de Blackberry roept, of naar zijn moeder. Die probeert inmiddels, door het gekwetter van haar kroost heen, een gesprek met haar moeder te voeren, over de prijs van de tomatenpuree bij de Aldi. Ik prijs me gelukkig door de informatie dat de halfvolle melk van het Aldi huismerk in promotie is. Een serveuse wil een bestelling opnemen, maar die wordt ruw weggestuurd door de vader, die te kennen geeft dat ze ongelegen komt want zijn gezin is in een belangrijk gesprek verwikkeld.

Hollandse kinderen worden opgekweekt om zoveel mogelijk drukte te maken. Op school worden ze in praatvaardigheid getraind, niet in spelling of grammatica, maar in de kunst van het hoogste en het luidste woord te voeren. Met een zo gutturaal en zo schurend mogelijke chhhh-klank en een zo Amerikaans mogelijke r-klank, die eigenlijk geen r is maar een keiharde eu. Ik chhaa naaeu de baeu!!! Het doet me denken aan John Cleese die ooit zei dat Hollands een keelziekte is.

De mensen aan de andere tafels beginnen hun verveeldheid met deze Hollandse invasie te kennen te geven. Ze maken rollende oogbolbewegingen, kijken boos naar de druktemakers en geven teken aan de serveuse dat ze moet ingrijpen. Die haalt machteloos haar schouders op. ‘Je kent ze toch’, lijkt ze te zeggen.

Het gesnater gaat onverminderd verder. Kas weet nog altijd niet hoe het nu met oma cchhaat en hij roept zijn vraag alsmaar harder. Twee mensen staan op van hun tafeltje en verlaten het terras, met een boze blik op die sociale autisten uit het land van Koningin Beatrix. Nog een tafeltje, en na een kwartier zit er behalve die Bataafse druktemakers niemand meer op het terras. De dienster heeft nog steeds geen bestelling kunnen opnemen.

Na een halfuur getetter en gekwetter – de gezondheidstoestand van buurvrouw Mien, de rondhangende Marokkaanse luiwammessen en het mooi golvende kapsel van Geert Wilders zijn de revue gepasseerd – meldt de vader dat de GSM factuur van de zaak niet te hoog mag oplopen en hij breekt, na talrijke afscheidsformuleringen, het gezinsgesprek met oma af. Hij kijkt rond om een dienster aan te spreken, maar die is nergens te bekennen.

‘Wat een service’, roept hij en hij maant zijn bende om op te staan en naar een ander terrasje te trekken.

zaterdag 12 januari 2013

Kids

‘Ik wil om zeven uur ’s avonds thuis zijn, om nog een uur van de kids te kunnen genieten.’ Dat vertelde een 35-jarige werkende moeder aan een rekruteringsblad. Assertief, alsof het een moeizaam bevochten mensenrecht was.

Ze zei niet ‘mijn kinderen’ of ‘onze kinderen’ of ‘mijn twee dochtertjes’ of ‘Emma en Lientje’. Nee, ze zei ‘de kids’. Met een bepaald lidwoord dat heel onbepaald klinkt. De kids. Je vindt ze in de design living naast de iPod en het Bose geluidssysteem, voor het kamerbrede Bang & Olufsen tv-scherm. De kids, helemaal uitgedost door Fred en Ginger, een bewegend onderdeel van de lifestyle die verder met een BMW X5 (voor hem, de regiodirecteur bij een uitzendbedrijf) en een crèmekleurige Mini Cooper (voor haar, account manager bij een van de betere reclamebureaus) gecomplementeerd wordt. Een leven als een reportage uit Knack Weekend, of erger, de Nina. Het leven zoals het geleid moet worden, als je succesvol wil lijken.

Dat designkids al eens overgeven, pampers vuil maken en hoge koorts kunnen hebben, dat wordt weggefotoshopt uit het beeldige plaatje.

Ze zei genieten, genieten van de kids, zoals je van een Magnum, of van een Dom Perignon geniet, of van Sushi van bij... Zou haar vader ooit gezegd hebben dat hij van zijn dochter wilde genieten? Zou haar grootvader gezegd hebben dat hij van zijn zoon wilde genieten? Grootvader had veel kinderen nodig, als goedkope werkkrachten op de kleine keuterboerderij en hij was blij als hij alle monden min of meer gevoed kreeg.

Haar vader had eigenlijk geen zin in kinderen, maar seks was om voort te planten had de pastoor hem en zijn godvrezende trees van een vrouw duizend keer voorgehouden. Toch hield hij van zijn dochter en was hij trots toen ze haar universitaire diploma behaalde. Die vent waar ze mee trouwde, een gladde tafelspringer, dat vond hij maar niks. Zijn kleinkinderen, Emma en Lientje, dat waren zijn oogappels. Als het van hem afhing, hij zou ze anders opvoeden, ze niet zo verwennen, ze buiten laten spelen, ze niet zo opdutten. Zo worden het rotverwende ettertjes, egoïsten, narcisten, heel speciale en unieke wezens, niet bestand tegen de ellende die deze planeet voor hen in petto heeft binnen enkele decennia. Die aarde, kapotgeconsumeerd door de ouders van deze beeldige pronkbloedjes.

Mensen hebben voorbeelden nodig, rolmodellen aan wie ze zich kunnen spiegelen. Zelf had vader altijd veel respect voor Louis Tobback gehad. Zijn dochter echter heeft haar volledige spirituele heil gevonden bij Patricia Ceyssens, ooit minister van ZelfPromotie, de oer e-mama die man, kinderen (kids dus), werk en coiffeur wist te combineren tot een succesvol toonbeeld van een bestaan. Dat ze tegenwoordig haar tijd grotendeels bij die laatste doorbrengt, doet niks af aan de existentiële dwingendheid van haar idool. Vader heeft ook een gloeiende hekel aan die uitdrukking ‘de kids’. Hij zegt altijd ‘ons klein mannen’. Dat is Vlaams, oprecht, daar spreekt liefde uit. Kroost. Om voor te zorgen.

Kids, dat zijn kinderen als genotsmiddel, verwisselbaar consumptieproduct, attribuut van succesvolle yuppy-types. Poch- en pronkprojecten. Merkwaardig is de meervoudsvorm. Kids komen minstens met twee. Een gezin met één kind, noemt dat kind niet ‘het kid’, maar onze dochter of onze zoon. Of sterker nog, Onze Robbe, of ons Paulientje. Noem ze bij hun eigennaam, niet bij hun soortnaam, of hun status.

zaterdag 5 januari 2013

Zeg maar niets meer

‘Zwijgt,’ beet mijn moeder mij toe.

Ze klonk bitsiger dan ik had verwacht.

Ik had het natuurlijk uitgelokt. De vraag die haar toorn opgewekt had, was: ‘Vind je niet dat Monseigneur Van Geluwe in de bak moet gesmeten worden.’ En omdat ik het jennen niet kan laten, had ik geopperd dat diezelde brave dienaar Gods vijftig jaar geleden had moeten gecastreerd worden, dan had hij die verschrikkelijke misdaden niet kunnen begaan.

De populistische kaart trekken om een gesprek op gang te krijgen.

‘Zwijgt,’ het klonk nu in koor. Haar zusters, Renée en Mathilde die op de achterbank zaten, voelden zich ook in hun christelijke eer getast. We waren op weg naar een zonnig terrasje. De drie oude besjes, de liefste dames ter wereld, waren boos. Eenentachtig, zevenentachtig en drieënnegentig jaar oud. Alsjeblieft. Samen op de bres voor de eerbaarheid van de clerus, die ze hun hele lange leven lang onverminderd verafgood hadden.



‘Het is een schande dat ze die vuile was uithangen. Over al die goei pastoors die zoveel goed werk doen, daar wordt met geen woord over gerept,’ riep Tante Mathilde combattief. Zij is de oudste van de drie zussen en ze heeft altijd het hoogste woord gevoerd.



‘Onze pastoor zou dat nooit doen, en dat komt niet in de gazet. Een schande, al die kwaadsprekerij,’ zei Tante Renée.
‘Zwijgt,’ zei mijn moeder voor de derde keer.



3 is een belangrijk getal in de christelijke leer: we hebben de heilige Drievuldigheid, Petrus zou Jezus drie keer verraden hebben voor de haan drie keer had gekraaid. Jezus was 33 toen hij stierf.

In veel bijbelse en middeleeuwse verhalen wordt, als iets drie keer gebeurt, dit als teken van God gezien. Als iets één keer gebeurt wordt het vaak als toeval gezien, bij twee keer heeft het een kwade bedoeling omdat 2 een duivels getal is. Bij drie keer wordt het gezien als waar en zeker en van God afkomstig. Ik begreep nu wel dat het commando ‘zwijgt’ van boven komt.

Als iets in de Bijbel belangrijk was duurde het vaak drie dagen: Jonas zat drie dagen en nachten in de buik van een vis, Jezus stond na drie dagen en nachten op uit de dood, er werd vaak drie dagen gevast. Dante schreef zijn Divina Commedia in drie delen, met 33 conto’s, de verzen in terzines geordend, enzoverder.



‘Zwijgt,’ het dwingende gebod, of liever verbod bleef nazinderen, terwijl we ons auto uitstapje naar Vechmaal verderzetten.

Ik besloot het geval Van Geluwe te laten rusten en praatte dan maar over koetjes en kalfjes. Wat had het voor zin om deze diepgelovige dames nog verder op stang te jagen. Ze zijn waarschijnlijk al diep genoeg gekwetst door de smeerlapperij van wat een heilige man had moeten zijn. Een hoge geestelijke, toonbeeld van naastenliefde en onwrikbaar baken van geloof, die zich aan kinderen vergrijpt. Ze kunnen het zich niet voorstellen en weigeren dan maar om het te geloven.

Deze besjes laten hun wereldbeeld en hun geloof niet omverwerpen door een Westvlaamse pederast en de verhalen die over hem in de sensatiekranten geplaatst worden.



‘Zwijgt,’ het doet me ineens denken aan Karen Armstrong die in haar fenomenale boek De kwestie God aangeeft dat zwijgen een voorwaarde is om dichter bij God te komen. Het is weliswaar een ander soort zwijgen dat mijn moeder bedoelt, en het is waarschijnlijk veel krachtiger. Dit is niet het zwijgen van de ontkenning, maar het zwijgen van de bevestiging.
‘Het is zonder meer het feit dat taal grenzen heeft, dat het bestaan van een transcendente aanwezigheid in het weefsel van de wereld bewijst. Juist omdat we niet verder kunnen, omdat onze taal ons zo wonderbaarlijk in de steek laat, ervaren we de zekerheid dat een goddelijke betekenis de onze overstijgt en omhult,’ citeert Armstrong.

We kunnen beter zwijgen over de zaken waarover we niet spreken kunnen. God moet je voelen.

REISVERHALEN | JAN FLAMEND
HOME