Een van de bedrijven waar ik commerciële opleidingen geef, wordt geleid door een echte dictator. Het is een wereldwijd bedrijf, gespecialiseerd in een welbepaalde technologie. Hoofdkwartier is in Duitsland en de CEO is van Turkse afkomst. Laten we hem Enis noemen. Typisch Napoleontisch fenomeen. Hij is klein van gestalte, heeft een groot hoofd, is pezig en beweeglijk. Hij heeft een scherpe, snelle geest die met verschillende dingen tegelijk bezig kan zijn. Hij heeft het bedrijf groot gemaakt door strategische aquisities, maar operationele details interesseren hem minder. Toch wil hij over alles controle uitoefenen, hij vertrouwt zijn managers niet en het gevolg is dat alles in het honderd loopt. Zijn managers gedragen zich als lakeien die elke verantwoordelijkheid ontduiken, uit angst c.q. lafheid, en ze blameren Enis achter zijn rug voor alles wat fout gaat. Beslissingen nemen eindeloos veel tijd in beslag omdat ze allemaal aan Enis moeten voorgelegd worden. Niemand durft autonoom iets te doen. Het is een verbijsterende Catch 22 situatie, voor Enis en voor zijn hofhouding.
Enis is zich bewust van de problematiek en hij ziet de desastreuze gevolgen van zijn dictatoriale optreden. Hij eist van mij dat ik hem tegenspreek, want er is niemand anders die het kan/durft/mag. Toen ik hem aanraadde een COO, een krachtige, pragmatische operationele manager aan te werven of aan te duiden, en hem zei dat hij zich minder met het dagdagelijkse moest bezig houden, kijk hij mij heel vreemd aan. Bijna dromerig. ‘Ich weiss es, aber ich kann es nicht.’ Zei hij tenslotte en hij vertelde de parabel van de schorpioen en het nijlpaard.
‘Een schorpioen en een nijlpaard lagen te zonnen op een Afrikaans strand. De schorpioen zei dat hij graag naar Amerika wou gaan, maar hij niet kon zwemmen. Hij vroeg aan het nijlpaard of ze de tocht niet samen konden maken. Hij op de rug van het nijlpaard. Het nijlpaard, dat heel goed kon zwemmen, zei dat hij de schorpioen niet vertrouwde. “Je gaat me bijten en vergiftigen,” zei hij. De schorpioen zweerde bij hoog en bij laag dat hij dat niet zou doen. “Want,” zei hij, “dan zou ik zelf ook verdrinken.” Dat leek een geloofwaardig argument voor het nijlpaard en ze stapten de zee in. Ergens in de Atlantische oceaan, halverwege Afrika en Amerika, gaf de schorpioen een venijnige beet in de nek van het nijlpaard. “Waarom,” vroeg het stervende nijlpaard. “Ik kan niet anders, het is mijn natuur,” antwoordde de verdrinkende schorpioen.’
Je kan wellicht beter zelf naar St-Helena zwemmen, zei ik hem toen en hij beloofde erover na te denken. Ik vertelde hem dat er in dictatoriaal geleide bedrijven meer gestolen wordt door het personeel dan in de consensueel geleide bedrijven. De stelling is dat mensen zich door dictators zo misbruikt en miskend voelen, dat ze menen recht op compensatie te hebben en minder morele belemmering voelen om zich die compensaties toe te eigenen.
‘Heb je er een idee van hoeveel geld jouw dictatoriale stijl jou al gekost heeft, Enis?’ vroeg ik hem. Hij keek me verbijsterd aan.
Hij gaat er nu wel iets aan doen, denk ik.
vrijdag 29 maart 2013
vrijdag 22 maart 2013
Over PITA’s en incompetentie
Het woord PITA, dat in de Amerikaanse managementliteratuur een zeker succes kent, is ontleend aan het boek The PITA principle. How to work with and avoid becoming a Pain In The Ass, van Robert Orndorff en Dulin Clark. Om welvoeglijkheidsredenen gaan we even voorbij aan de etymologische of letterlijke betekenis van de term ‘Pain in the ass’, iedereen weet wel wat er mee bedoeld wordt.
Orndorff en Clark, die verbonden zijn aan de University of Pennsylvania, hebben een interessante typologie van PITA’s gemaakt en instructies hoe met die gevallen om te gaan. Dit zijn ze
De Verzegelde PITA (sealed)
- gesloten, defensief, achterdochtig, heimelijk
- begrijpend, geduldig mee omgaan, maar duidelijk zijn
De Korzelige PITA (crusty)
- nurks, malcontent, negatief, zeur
- positief mee omgaan, niet door laten besmetten
De Opgeblazen PITA (overstuffed)
- zelfvoldaan, narcistisch, asociaal, overambitieus
- loven en tegengas geven, gebruiken als het past
De Drassige PITA (soggy)
- zagen en klagen, aandachtopeisers en tijdstelers
- limieten stellen, confronteren en motiveren
De Slonzige PITA (sloppy)
- slordig, slecht georganiseerd, maakt werk niet af, onbetrouwbaar
- strak managen, duidelijk meetbare doelen stellen
De Stugge PITA (rigid)
- koppig, precies, niet flexible, niet cooperatief
- geduldig, selectief mee omgaan
De Koninklijke PITA (royal)
- verwend, elitair, neerbuigend, zelfbetrokken
- relativeren, humor, moeilijke opdrachten geven
De Smos PITA (combo)
- combinatie van bovenstaande types
- isoleren en neerschieten
Orndoff en Clark hebben goed gescoord met hun PITA verhaal in corporate America. Ze worden overstroomd door berichten van lezers die gretig de PITA lijst aanvullen.
De wakke (moldy) PITA, de goedkope (cheesy) PITA, de pikante (hot ’n’ spicy) PITA, de drukdrukdrukke (loaded) PITA, de meeneem (To Go) PITA, de aangebrande (overcooked) PITA, de paddestoel (mushroom) PITA, enzoverder.
Het valt op dat het meest voorkomende verwijt dat mensen elkaar toeslingeren in een professionele context dat van incompetentie is. De meeste managers zijn incompetent wanneer het op people management aankomt. People management betekent ‘geven om je mensen’, en dat is slechts zeer weinigen gegeven.
Wie wordt er meestal tot manager gepromoot? Doorgaans degene die de job het best kan doen. De beste verkoper wordt sales manager. Als verkoper was die persoon waarschijnlijk de beste omdat hij/zij heel opportunistisch en egoïstisch te werk ging. Een manager daarentegen moet kunnen géven: zijn tijd, zijn aandacht, zijn emoties. Die waren daarvoor alleen op zichzelf gericht. Nu moeten al die kostbare dingen naar anderen gaan.
Er zijn incompetente mensen en er zijn mensen die door en door onbekwaam zijn. Die laatste hebben, naargelang het ingenomen standpunt, het grote voor- of nadeel dat zij de hallucinerende diepte van hun eigen incompetentie nooit zullen beseffen. De sociale psychologen Justin Kruger en David Dunning stellen dit vast in een recente studie: ‘Een steeds weerkerend fenomeen in ons onderzoek was dat mensen die zwak presteren de neiging hebben te denken dat zij het eigenlijk behoorlijk doen.’ Kruger en Dunning concludeerden dat mensen die hopeloos onbeholpen zijn inzake bekwaamheden als logisch redeneren, grammatica en zelfs zin voor humor, zich daar zelf nooit bewust van zijn.
Wie minder onbekwaam is, toont dat door het vermogen tot enige zin voor zelfkritiek. Dat laatste heeft weinig te maken met aangeboren bescheidenheid, maar eerder met een centrale paradox: incompetente mensen ontberen de essentiële bekwaamheid om hun eigen prestaties realistisch te evalueren.
Volgens deze Duitse vorsers hebben Amerikanen en West-Europeanen een hoogst irreële, extreem positieve eigendunk, Japanners en Koreanen daarentegen weten over het algemeen vrij goed wat zij kunnen. Op sommige vlakken – zoals het atletische vermogen – is het talent meetbaar en is er minder ruimte voor zelfbedrog. Maar met name op het gebied van logisch redeneren blijkt de zelfoverschatting problematisch. Hetzelfde geldt voor de zin voor humor.
Voilà.
Orndorff en Clark, die verbonden zijn aan de University of Pennsylvania, hebben een interessante typologie van PITA’s gemaakt en instructies hoe met die gevallen om te gaan. Dit zijn ze
De Verzegelde PITA (sealed)
- gesloten, defensief, achterdochtig, heimelijk
- begrijpend, geduldig mee omgaan, maar duidelijk zijn
De Korzelige PITA (crusty)
- nurks, malcontent, negatief, zeur
- positief mee omgaan, niet door laten besmetten
De Opgeblazen PITA (overstuffed)
- zelfvoldaan, narcistisch, asociaal, overambitieus
- loven en tegengas geven, gebruiken als het past
De Drassige PITA (soggy)
- zagen en klagen, aandachtopeisers en tijdstelers
- limieten stellen, confronteren en motiveren
De Slonzige PITA (sloppy)
- slordig, slecht georganiseerd, maakt werk niet af, onbetrouwbaar
- strak managen, duidelijk meetbare doelen stellen
De Stugge PITA (rigid)
- koppig, precies, niet flexible, niet cooperatief
- geduldig, selectief mee omgaan
De Koninklijke PITA (royal)
- verwend, elitair, neerbuigend, zelfbetrokken
- relativeren, humor, moeilijke opdrachten geven
De Smos PITA (combo)
- combinatie van bovenstaande types
- isoleren en neerschieten
Orndoff en Clark hebben goed gescoord met hun PITA verhaal in corporate America. Ze worden overstroomd door berichten van lezers die gretig de PITA lijst aanvullen.
De wakke (moldy) PITA, de goedkope (cheesy) PITA, de pikante (hot ’n’ spicy) PITA, de drukdrukdrukke (loaded) PITA, de meeneem (To Go) PITA, de aangebrande (overcooked) PITA, de paddestoel (mushroom) PITA, enzoverder.
Het valt op dat het meest voorkomende verwijt dat mensen elkaar toeslingeren in een professionele context dat van incompetentie is. De meeste managers zijn incompetent wanneer het op people management aankomt. People management betekent ‘geven om je mensen’, en dat is slechts zeer weinigen gegeven.
Wie wordt er meestal tot manager gepromoot? Doorgaans degene die de job het best kan doen. De beste verkoper wordt sales manager. Als verkoper was die persoon waarschijnlijk de beste omdat hij/zij heel opportunistisch en egoïstisch te werk ging. Een manager daarentegen moet kunnen géven: zijn tijd, zijn aandacht, zijn emoties. Die waren daarvoor alleen op zichzelf gericht. Nu moeten al die kostbare dingen naar anderen gaan.
Er zijn incompetente mensen en er zijn mensen die door en door onbekwaam zijn. Die laatste hebben, naargelang het ingenomen standpunt, het grote voor- of nadeel dat zij de hallucinerende diepte van hun eigen incompetentie nooit zullen beseffen. De sociale psychologen Justin Kruger en David Dunning stellen dit vast in een recente studie: ‘Een steeds weerkerend fenomeen in ons onderzoek was dat mensen die zwak presteren de neiging hebben te denken dat zij het eigenlijk behoorlijk doen.’ Kruger en Dunning concludeerden dat mensen die hopeloos onbeholpen zijn inzake bekwaamheden als logisch redeneren, grammatica en zelfs zin voor humor, zich daar zelf nooit bewust van zijn.
Wie minder onbekwaam is, toont dat door het vermogen tot enige zin voor zelfkritiek. Dat laatste heeft weinig te maken met aangeboren bescheidenheid, maar eerder met een centrale paradox: incompetente mensen ontberen de essentiële bekwaamheid om hun eigen prestaties realistisch te evalueren.
Volgens deze Duitse vorsers hebben Amerikanen en West-Europeanen een hoogst irreële, extreem positieve eigendunk, Japanners en Koreanen daarentegen weten over het algemeen vrij goed wat zij kunnen. Op sommige vlakken – zoals het atletische vermogen – is het talent meetbaar en is er minder ruimte voor zelfbedrog. Maar met name op het gebied van logisch redeneren blijkt de zelfoverschatting problematisch. Hetzelfde geldt voor de zin voor humor.
Voilà.
vrijdag 15 maart 2013
Stel dat…
In mijn mailbox zit een bericht van Ketill Bjorn Trygvasson. Omdat zijn IJslandse voornaam voor de meeste mensen onuitspreekbaar is, laat hij zich doorgaans KB noemen. KB heeft een mooie carrière opgebouwd bij een wereldwijd expeditiebedrijf. Hij woont in Hamburg met zijn vrouw en vier kinderen, en hij reist de wereld rond in business class. Die job van Senior Vice President verlaat hij nu omdat hij een ander leven wil. Om uit te vinden welk leven dat zal zijn, heeft hij een ‘life couch’ onder de arm genomen, en hij wil weten wat ik daarvan denk. Die ‘couch’ is waarschijnlijk een tikfout, of misschien zelfs een ‘freudian slip’. Hij stelt zich wellicht onbewust voor dat hij op een canapé gaat liggen en met zijn ‘coach’ gaat overleggen hoe de rest van zijn bestaan op aarde eruit gaat zien.
Zo’n coaching kan wel degelijk zinvol zijn. Dat doet me onwillekeurig aan Douwe denken. De meest heilzame coaching die ik ooit gekregen heb, was deze: ik moest een zeer moeilijk consultingproject uitwerken en opleveren en ik vreesde echt dat ik het niet aankon. Ik ging naar mijn toenmalige baas, Douwe, een nogal directe Hollander. Ik wilde hem deelgenoot maken van mijn probleem en hem vragen de zaak over te nemen. Een wat slinkse poging tot ‘upward delegating’, dat geef ik toe.
Het gesprek ging ongeveer als volgt:
‘Douwe, ik zie het niet zitten om dat project voor NewCo te doen.’
‘Hoe bedoel je, Jan?’
‘Het is te moeilijk, en te zwaar; er zitten te veel risico’s aan vast voor ons.’
‘Ach zo. Stel dat je het project in de soep draait, Jan, wat gebeurt er dan?’
‘Ja, dan is die klant heel ontevreden.’
‘OK, stel dat die klant heel ontevreden is, wat gebeurt er dan?’
‘Ja, dan verliezen we zijn business.’
‘OK, stel dat we zijn business verliezen, wat gebeurt er dan?’
‘Ja, dan zijn we omzet kwijt, en dat is niet goed voor onze resultaten.’
‘OK, stel dat we slechte resultaten hebben, wat gebeurt er dan?’
‘Ja, dan gaat de zaak op de fles, en moet ik ander werk gaan zoeken.’
‘OK, stel dat je ander werk moet gaan zoeken, hoe erg is dat?’ Euh, wel,…’
‘Hoe oud ben je nu, Jan?’
‘Euh, 32.’
‘Je vindt meteen ander werk, misschien zelfs leuker en beter betaald werk. Je hoeft je toch geen zorgen te maken. Begrijp je?’
‘Euh, ja zeker. Doe dat project maar. Je kan het. Remember Jan, als je denkt dat je er bent, dan ben je er geweest.’
‘Dat gevaar is niet zo groot, Douwe.’
‘Ga nu maar het script van die training schrijven en dan overlopen we het straks samen. OK?’
Ik vond dat een briljante aanpak.
Met de ‘stel dat-truuk’ hielp hij mij om het probleem op een andere manier te bekijken. Op een heel eigenzinnige manier wees hij mij op mijn verantwoordelijkheid én hielp hij mij alles te relativeren. Weg met de schrik en het project is zeer goed verlopen. (Later ben ik erachter gekomen waar Douwe zijn mosterd vandaan haalde. Op pagina 54 van het populaire standaardwerk over cognitieve gedragstherapie van David Burns, Feeling good. The new mood therapy, staat bijna identiek dezelfde dialoog, dit keer tussen een therapeut en een student die doodgaat van faalangst.)
Hiermee is maar weer eens bevestigd dat consultants beter goeie dingen stelen dan zelf iets slechts uit te vinden. Douwe was de man van instant slogans als ‘kom je met een oplossing of ben je onderdeel van het probleem’, en ‘activiteit is geen effectiviteit’, en ‘als je denkt dat je er bent, dan ben je er geweest’.
Straffe gast, die Douwe (Als Nederlander snapte hij echt niet wat wij daarmee bedoelen, met die uitdrukking ‘straffe gast’. Ik zei dat hij het als een compliment moest opvatten en vertaalde het als ‘potige kerel’. Zo zag hij zichzelf wel.) Ik wens KB een gelijkaardige coaching toe en een gelukkig(er) leven.
Zo’n coaching kan wel degelijk zinvol zijn. Dat doet me onwillekeurig aan Douwe denken. De meest heilzame coaching die ik ooit gekregen heb, was deze: ik moest een zeer moeilijk consultingproject uitwerken en opleveren en ik vreesde echt dat ik het niet aankon. Ik ging naar mijn toenmalige baas, Douwe, een nogal directe Hollander. Ik wilde hem deelgenoot maken van mijn probleem en hem vragen de zaak over te nemen. Een wat slinkse poging tot ‘upward delegating’, dat geef ik toe.
Het gesprek ging ongeveer als volgt:
‘Douwe, ik zie het niet zitten om dat project voor NewCo te doen.’
‘Hoe bedoel je, Jan?’
‘Het is te moeilijk, en te zwaar; er zitten te veel risico’s aan vast voor ons.’
‘Ach zo. Stel dat je het project in de soep draait, Jan, wat gebeurt er dan?’
‘Ja, dan is die klant heel ontevreden.’
‘OK, stel dat die klant heel ontevreden is, wat gebeurt er dan?’
‘Ja, dan verliezen we zijn business.’
‘OK, stel dat we zijn business verliezen, wat gebeurt er dan?’
‘Ja, dan zijn we omzet kwijt, en dat is niet goed voor onze resultaten.’
‘OK, stel dat we slechte resultaten hebben, wat gebeurt er dan?’
‘Ja, dan gaat de zaak op de fles, en moet ik ander werk gaan zoeken.’
‘OK, stel dat je ander werk moet gaan zoeken, hoe erg is dat?’ Euh, wel,…’
‘Hoe oud ben je nu, Jan?’
‘Euh, 32.’
‘Je vindt meteen ander werk, misschien zelfs leuker en beter betaald werk. Je hoeft je toch geen zorgen te maken. Begrijp je?’
‘Euh, ja zeker. Doe dat project maar. Je kan het. Remember Jan, als je denkt dat je er bent, dan ben je er geweest.’
‘Dat gevaar is niet zo groot, Douwe.’
‘Ga nu maar het script van die training schrijven en dan overlopen we het straks samen. OK?’
Ik vond dat een briljante aanpak.
Met de ‘stel dat-truuk’ hielp hij mij om het probleem op een andere manier te bekijken. Op een heel eigenzinnige manier wees hij mij op mijn verantwoordelijkheid én hielp hij mij alles te relativeren. Weg met de schrik en het project is zeer goed verlopen. (Later ben ik erachter gekomen waar Douwe zijn mosterd vandaan haalde. Op pagina 54 van het populaire standaardwerk over cognitieve gedragstherapie van David Burns, Feeling good. The new mood therapy, staat bijna identiek dezelfde dialoog, dit keer tussen een therapeut en een student die doodgaat van faalangst.)
Hiermee is maar weer eens bevestigd dat consultants beter goeie dingen stelen dan zelf iets slechts uit te vinden. Douwe was de man van instant slogans als ‘kom je met een oplossing of ben je onderdeel van het probleem’, en ‘activiteit is geen effectiviteit’, en ‘als je denkt dat je er bent, dan ben je er geweest’.
Straffe gast, die Douwe (Als Nederlander snapte hij echt niet wat wij daarmee bedoelen, met die uitdrukking ‘straffe gast’. Ik zei dat hij het als een compliment moest opvatten en vertaalde het als ‘potige kerel’. Zo zag hij zichzelf wel.) Ik wens KB een gelijkaardige coaching toe en een gelukkig(er) leven.
donderdag 7 maart 2013
De nuttige idioten van Mark Zuckerberg
De zegeningen van het internet zijn veelvuldig, de gevaren die het met zich mee brengt zijn minstens even groot. De Amerikaanse essayist Nicolas Carr heeft er een schitterend boek over geschreven. The Shallows: How the Internet is changing the way we read, think and remember. Zijn stelling komt er op neer dat het internet de werking van onze hersenen aantast, het geheugen impacteert, en onze manier van lezen en met informatie omgaan hopeloos oppervlakkig maakt. Door de eindeloze stroom multimediale impulsen van statische en bewegende beelden, tekst en klank, mails, Facebook updates en dies meer, wordt het brein getransformeerd in een amorfe materie die niet meer tot focus en concentratie in staat is.
Het net heeft alle andere media opgeslorpt: radio, tv, kranten, cinema, boeken, tijdschriften, muziek, fotografie. TV-gebruik daalt, CD’s worden niet meer verkocht, foto’s worden via Facebook gedeeld, papieren boeken worden e-books. Kranten worden op iPads bekeken.
We lezen niet meer, we scannen; we doen geen onderzoek meer, we laten ons alles door Google voorkauwen; we onthouden niks meer, we weten enkel nog hoe de search engine op het internet te gebruiken. Merkwaardig genoeg leidt de kolossale overdaad aan informatie tot een exponentieel groter wordende onwetendheid en domheid.
Het meest beangstigende aan het verhaal van Carr en zijn redelijk voor de hand liggende conclusies, is dat hij zijn stellingen vanuit de neurologie kan bewijzen. Door de neuroplatisciteit van ons brein kan het onherroepelijke veranderingen ondergaan.
Carr werpt ook een interessant licht op de werking van internetbedrijven als Google en Facebook. Google beweert dat zijn zending erin bestaat ‘de wereldwijde informatie te organiseren en ook wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken.’ In realiteit hebben ze de perfecte zelfvoedende geldmachine gemaakt: hoe meer gebruikers zoekopdrachten ingeven, hoe meer info ze over zichzelf prijsgeven, hoe betere schietschijven ze zijn voor adverteerders die via Google AdWords hun pijlen richten op de geïndividualiseerde consumentenmassa. Hoe meer kliks door de gebruikers, hoe meer concrete contacten voor de adverteerders, hoe meer inkomsten voor Google. Kan alleen maar groter en groter en groter worden, en meer en meer en meer geld opbrengen. Van een wiskundige schoonheid.
Bij Facebook worden kuddes van honderden miljoenen lammeren nog openlijker en nog opgewekter naar de slachtbank van adverteerders gebracht. Ze plaatsen hun hele hebben en houwen op het net, ze leiden een bijna exclusief digitaal bestaan met hun cybervrienden, elke zucht wordt door logaritmen geanalyseerd om nog beter geprofileerde advertenties toe te laten. Bij Facebook is de gebruiker het product. In zijn vrolijke argeloosheid heeft hij zich met have en goed overgeleverd aan de Ultieme Big Brother, Mark Zuckerberg, een autistische nerd die op zwemsletsen rondslentert. De totale vrijwillige indoctrinatie waar de communisten van droomden, de hersenspoelingen die Goebbels in het vooruitzicht had gesteld, het is een feit en we leveren er ons met onwaarschijnlijk groot plezier aan over. Mijn frank is gevallen toen er op mijn Facebook pagina een sponsored link voor middelen tegen knie-artrose stond. Mijn eerste reactie was: dat komt goed uit. Ik heb weer zo’n pijn in mijn knieën. Tweede, verschrikte reactie: hoe weten die dat? Ik keek om me heen om een videocamera te vinden, afluisterapparatuur, onze huisarts. Paranoia.
De hedendaagse internaut is de gelukkige gijzelaar – of noem het de nuttige idioot – van bedrijven als Google, Amazon en Facebook. Wat een ironische paradox met de beroemde Superbowlreclameclip van Apple, waar IBM’ers zich als lemmingen van een rots storten en Big Brother door de nieuwe Macintosh het zwijgen zou opgelegd worden. Apple betekende immers persoonlijke vrijheid, creativiteit en levensvreugde.
Het net heeft alle andere media opgeslorpt: radio, tv, kranten, cinema, boeken, tijdschriften, muziek, fotografie. TV-gebruik daalt, CD’s worden niet meer verkocht, foto’s worden via Facebook gedeeld, papieren boeken worden e-books. Kranten worden op iPads bekeken.
We lezen niet meer, we scannen; we doen geen onderzoek meer, we laten ons alles door Google voorkauwen; we onthouden niks meer, we weten enkel nog hoe de search engine op het internet te gebruiken. Merkwaardig genoeg leidt de kolossale overdaad aan informatie tot een exponentieel groter wordende onwetendheid en domheid.
Het meest beangstigende aan het verhaal van Carr en zijn redelijk voor de hand liggende conclusies, is dat hij zijn stellingen vanuit de neurologie kan bewijzen. Door de neuroplatisciteit van ons brein kan het onherroepelijke veranderingen ondergaan.
Carr werpt ook een interessant licht op de werking van internetbedrijven als Google en Facebook. Google beweert dat zijn zending erin bestaat ‘de wereldwijde informatie te organiseren en ook wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken.’ In realiteit hebben ze de perfecte zelfvoedende geldmachine gemaakt: hoe meer gebruikers zoekopdrachten ingeven, hoe meer info ze over zichzelf prijsgeven, hoe betere schietschijven ze zijn voor adverteerders die via Google AdWords hun pijlen richten op de geïndividualiseerde consumentenmassa. Hoe meer kliks door de gebruikers, hoe meer concrete contacten voor de adverteerders, hoe meer inkomsten voor Google. Kan alleen maar groter en groter en groter worden, en meer en meer en meer geld opbrengen. Van een wiskundige schoonheid.
Bij Facebook worden kuddes van honderden miljoenen lammeren nog openlijker en nog opgewekter naar de slachtbank van adverteerders gebracht. Ze plaatsen hun hele hebben en houwen op het net, ze leiden een bijna exclusief digitaal bestaan met hun cybervrienden, elke zucht wordt door logaritmen geanalyseerd om nog beter geprofileerde advertenties toe te laten. Bij Facebook is de gebruiker het product. In zijn vrolijke argeloosheid heeft hij zich met have en goed overgeleverd aan de Ultieme Big Brother, Mark Zuckerberg, een autistische nerd die op zwemsletsen rondslentert. De totale vrijwillige indoctrinatie waar de communisten van droomden, de hersenspoelingen die Goebbels in het vooruitzicht had gesteld, het is een feit en we leveren er ons met onwaarschijnlijk groot plezier aan over. Mijn frank is gevallen toen er op mijn Facebook pagina een sponsored link voor middelen tegen knie-artrose stond. Mijn eerste reactie was: dat komt goed uit. Ik heb weer zo’n pijn in mijn knieën. Tweede, verschrikte reactie: hoe weten die dat? Ik keek om me heen om een videocamera te vinden, afluisterapparatuur, onze huisarts. Paranoia.
De hedendaagse internaut is de gelukkige gijzelaar – of noem het de nuttige idioot – van bedrijven als Google, Amazon en Facebook. Wat een ironische paradox met de beroemde Superbowlreclameclip van Apple, waar IBM’ers zich als lemmingen van een rots storten en Big Brother door de nieuwe Macintosh het zwijgen zou opgelegd worden. Apple betekende immers persoonlijke vrijheid, creativiteit en levensvreugde.
zaterdag 2 maart 2013
Vernissage Bart Ramakers
Beste vrienden,
De wereld is wat hij is. Dat lijkt een gigantische open deur, maar eigenlijk is het onzin. Wij weten niet zeker of de wereld er wel is, of wat wij zien wel werkelijk is. Het enige waar we zeker van kunnen zijn is dat we over een perceptie beschikken, een visie, een blik. Een blik die de dingen op een bepaalde manier ziet.
In dat zien, dat kijken, daar komt de fotograaf op de proppen.
Hij ziet meer, hij kijkt anders. Wij lopen voorbij aan de meeste dingen, wij kijken zelfs niet meer. We zijn meer met onszelf dan met de wereld bezig.
De fotograaf is er om ons te helpen opnieuw te leren kijken. Zien wat we over het hoofd zien. Door de overdaad aan impulsen, door de kakafonie van beelden die ons dagelijks belagen, hebben we het kijken verleerd. We zijn eigenlijk een beetje ziende blind geworden.
Daar is dus de fotograaf, die onze blik opnieuw scherp maakt, die ons openstelt voor de wereld zoals we hem niet zien. Hij doet ons stilstaan bij de dingen die de moeite zijn om rustig te bekijken.
Ik zie drie Barten. Er is de Bart van de blote madammen die in scène gezet zijn. Er is de Bart van de portretten, van de gezichten. En er is de Bart van de wereld.
De blote madammen. De geënsceneerde scènes: schaars gekleed dartelen ze in lege kerken, liggen ze op een bende dode ridders, dagen ze heren uit met gemaskerde gezichten. Bevroren momenten uit een complex verhaal. Wat er aan vooraf ging en wat volgde, dat moeten we zelf verzinnen. Bart laat voldoende elementen in zijn gecomponeerde taferelen achter om onze verbeelding een tijdje bezig te houden. We zien erin wat we erin willen zien. Verschillende lezingen van het verhaal zijn mogelijk. In al zijn concreetheid is het beeld redelijk onbestemd en veelduidig.
De Bart van de gezichten. Hij kijkt zijn modellen diep in de ogen en probeert hun ziel te capteren. Hun geest te laten spreken zonder woorden. Hij doet dat zelfs dubbel: portretteert vaders en zonen en moeders en dochters, en schuift ze in elkaar, zodat ze één gezicht vormen, één mond, één neus, één paar ogen. De ultieme symbiose van de genetische verbondenheid.
En ten slotte onze Bart van vandaag, de fotograaf van de wereld. De exotische wereld. Het vreemde dat we uit vakantiefolders kennen, uit natuurdocumentaires, uit glanzende reportages uit weekendbijlagen. In die zin hebben we een beeld van het vreemde, van het exotische. Een clichébeeld van wuivende palmbomen. Bart corrigeert dat beeld, hij maakt het scherper, indringender. Hij gooit het cliché weg om de wereld weer tot leven te brengen. Naast het Ethiopië van de rotskerken, de beschilderde primitieve stammen, de burchten en de obelisken zet hij een wereld van werkende mensen. Gewone mensen zoals u en ik, geen bizarre schepsels of rariteiten. De groentenverkoopsters, vissers, landbouwers, taxichauffeurs en wevers die de ruggengraat van de Ethiopische samenleving en economie vormen. Het zijn geen types meer, maar individuele wezens. Unieke verschijningen, betrapt en vastgelegd in hun authenticiteit. What you see is what you get.
Je blijft kijken, door de lens, door de blik van Bart Ramakers, naar beelden die je dichter bij de werkelijkheid brengen. De exotische beelden van Bart doen mij denken aan de Duitse romantische schilder Caspar Friedrich. Die was op zoek naar het sublieme in de natuur, de onvatbare kwaliteit die het banale boven zich uit tilt. In die zin is onze Bart een romantische ziel, maar dat wisten we al.
Over romantiek gesproken: als u een Ethiopisch leven drastisch wil veranderen, kan u dat door een foto uit deze reeks te kopen. Iedere foto wordt op maximaal 5 exemplaren afgedrukt, en ieder exemplaar kost 395 euro. De opbrengst van deze foto’s gaat rechtstreeks naar Haraya Mesfin, een jonge Ethiopische vrouw die de middelen niet heeft om haar studies verder te zetten. Tot nu toe zijn er al vijf foto’s verkocht, als we dat getal vanavond kunnen verdubbelen kan Harya haar leven in eigen handen nemen!
De wereld is wat hij is. Dat lijkt een gigantische open deur, maar eigenlijk is het onzin. Wij weten niet zeker of de wereld er wel is, of wat wij zien wel werkelijk is. Het enige waar we zeker van kunnen zijn is dat we over een perceptie beschikken, een visie, een blik. Een blik die de dingen op een bepaalde manier ziet.
In dat zien, dat kijken, daar komt de fotograaf op de proppen.
Hij ziet meer, hij kijkt anders. Wij lopen voorbij aan de meeste dingen, wij kijken zelfs niet meer. We zijn meer met onszelf dan met de wereld bezig.
De fotograaf is er om ons te helpen opnieuw te leren kijken. Zien wat we over het hoofd zien. Door de overdaad aan impulsen, door de kakafonie van beelden die ons dagelijks belagen, hebben we het kijken verleerd. We zijn eigenlijk een beetje ziende blind geworden.
Daar is dus de fotograaf, die onze blik opnieuw scherp maakt, die ons openstelt voor de wereld zoals we hem niet zien. Hij doet ons stilstaan bij de dingen die de moeite zijn om rustig te bekijken.
Ik zie drie Barten. Er is de Bart van de blote madammen die in scène gezet zijn. Er is de Bart van de portretten, van de gezichten. En er is de Bart van de wereld.
De blote madammen. De geënsceneerde scènes: schaars gekleed dartelen ze in lege kerken, liggen ze op een bende dode ridders, dagen ze heren uit met gemaskerde gezichten. Bevroren momenten uit een complex verhaal. Wat er aan vooraf ging en wat volgde, dat moeten we zelf verzinnen. Bart laat voldoende elementen in zijn gecomponeerde taferelen achter om onze verbeelding een tijdje bezig te houden. We zien erin wat we erin willen zien. Verschillende lezingen van het verhaal zijn mogelijk. In al zijn concreetheid is het beeld redelijk onbestemd en veelduidig.
De Bart van de gezichten. Hij kijkt zijn modellen diep in de ogen en probeert hun ziel te capteren. Hun geest te laten spreken zonder woorden. Hij doet dat zelfs dubbel: portretteert vaders en zonen en moeders en dochters, en schuift ze in elkaar, zodat ze één gezicht vormen, één mond, één neus, één paar ogen. De ultieme symbiose van de genetische verbondenheid.
En ten slotte onze Bart van vandaag, de fotograaf van de wereld. De exotische wereld. Het vreemde dat we uit vakantiefolders kennen, uit natuurdocumentaires, uit glanzende reportages uit weekendbijlagen. In die zin hebben we een beeld van het vreemde, van het exotische. Een clichébeeld van wuivende palmbomen. Bart corrigeert dat beeld, hij maakt het scherper, indringender. Hij gooit het cliché weg om de wereld weer tot leven te brengen. Naast het Ethiopië van de rotskerken, de beschilderde primitieve stammen, de burchten en de obelisken zet hij een wereld van werkende mensen. Gewone mensen zoals u en ik, geen bizarre schepsels of rariteiten. De groentenverkoopsters, vissers, landbouwers, taxichauffeurs en wevers die de ruggengraat van de Ethiopische samenleving en economie vormen. Het zijn geen types meer, maar individuele wezens. Unieke verschijningen, betrapt en vastgelegd in hun authenticiteit. What you see is what you get.
Je blijft kijken, door de lens, door de blik van Bart Ramakers, naar beelden die je dichter bij de werkelijkheid brengen. De exotische beelden van Bart doen mij denken aan de Duitse romantische schilder Caspar Friedrich. Die was op zoek naar het sublieme in de natuur, de onvatbare kwaliteit die het banale boven zich uit tilt. In die zin is onze Bart een romantische ziel, maar dat wisten we al.
Over romantiek gesproken: als u een Ethiopisch leven drastisch wil veranderen, kan u dat door een foto uit deze reeks te kopen. Iedere foto wordt op maximaal 5 exemplaren afgedrukt, en ieder exemplaar kost 395 euro. De opbrengst van deze foto’s gaat rechtstreeks naar Haraya Mesfin, een jonge Ethiopische vrouw die de middelen niet heeft om haar studies verder te zetten. Tot nu toe zijn er al vijf foto’s verkocht, als we dat getal vanavond kunnen verdubbelen kan Harya haar leven in eigen handen nemen!
Abonneren op:
Posts (Atom)