De zegeningen van het internet zijn veelvuldig, de gevaren die het met zich mee brengt zijn minstens even groot. De Amerikaanse essayist Nicolas Carr heeft er een schitterend boek over geschreven. The Shallows: How the Internet is changing the way we read, think and remember. Zijn stelling komt er op neer dat het internet de werking van onze hersenen aantast, het geheugen impacteert, en onze manier van lezen en met informatie omgaan hopeloos oppervlakkig maakt. Door de eindeloze stroom multimediale impulsen van statische en bewegende beelden, tekst en klank, mails, Facebook updates en dies meer, wordt het brein getransformeerd in een amorfe materie die niet meer tot focus en concentratie in staat is.
Het net heeft alle andere media opgeslorpt: radio, tv, kranten, cinema, boeken, tijdschriften, muziek, fotografie. TV-gebruik daalt, CD’s worden niet meer verkocht, foto’s worden via Facebook gedeeld, papieren boeken worden e-books. Kranten worden op iPads bekeken.
We lezen niet meer, we scannen; we doen geen onderzoek meer, we laten ons alles door Google voorkauwen; we onthouden niks meer, we weten enkel nog hoe de search engine op het internet te gebruiken. Merkwaardig genoeg leidt de kolossale overdaad aan informatie tot een exponentieel groter wordende onwetendheid en domheid.
Het meest beangstigende aan het verhaal van Carr en zijn redelijk voor de hand liggende conclusies, is dat hij zijn stellingen vanuit de neurologie kan bewijzen. Door de neuroplatisciteit van ons brein kan het onherroepelijke veranderingen ondergaan.
Carr werpt ook een interessant licht op de werking van internetbedrijven als Google en Facebook. Google beweert dat zijn zending erin bestaat ‘de wereldwijde informatie te organiseren en ook wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken.’ In realiteit hebben ze de perfecte zelfvoedende geldmachine gemaakt: hoe meer gebruikers zoekopdrachten ingeven, hoe meer info ze over zichzelf prijsgeven, hoe betere schietschijven ze zijn voor adverteerders die via Google AdWords hun pijlen richten op de geïndividualiseerde consumentenmassa. Hoe meer kliks door de gebruikers, hoe meer concrete contacten voor de adverteerders, hoe meer inkomsten voor Google. Kan alleen maar groter en groter en groter worden, en meer en meer en meer geld opbrengen. Van een wiskundige schoonheid.
Bij Facebook worden kuddes van honderden miljoenen lammeren nog openlijker en nog opgewekter naar de slachtbank van adverteerders gebracht. Ze plaatsen hun hele hebben en houwen op het net, ze leiden een bijna exclusief digitaal bestaan met hun cybervrienden, elke zucht wordt door logaritmen geanalyseerd om nog beter geprofileerde advertenties toe te laten. Bij Facebook is de gebruiker het product. In zijn vrolijke argeloosheid heeft hij zich met have en goed overgeleverd aan de Ultieme Big Brother, Mark Zuckerberg, een autistische nerd die op zwemsletsen rondslentert. De totale vrijwillige indoctrinatie waar de communisten van droomden, de hersenspoelingen die Goebbels in het vooruitzicht had gesteld, het is een feit en we leveren er ons met onwaarschijnlijk groot plezier aan over. Mijn frank is gevallen toen er op mijn Facebook pagina een sponsored link voor middelen tegen knie-artrose stond. Mijn eerste reactie was: dat komt goed uit. Ik heb weer zo’n pijn in mijn knieën. Tweede, verschrikte reactie: hoe weten die dat? Ik keek om me heen om een videocamera te vinden, afluisterapparatuur, onze huisarts. Paranoia.
De hedendaagse internaut is de gelukkige gijzelaar – of noem het de nuttige idioot – van bedrijven als Google, Amazon en Facebook. Wat een ironische paradox met de beroemde Superbowlreclameclip van Apple, waar IBM’ers zich als lemmingen van een rots storten en Big Brother door de nieuwe Macintosh het zwijgen zou opgelegd worden. Apple betekende immers persoonlijke vrijheid, creativiteit en levensvreugde.
Het net heeft alle andere media opgeslorpt: radio, tv, kranten, cinema, boeken, tijdschriften, muziek, fotografie. TV-gebruik daalt, CD’s worden niet meer verkocht, foto’s worden via Facebook gedeeld, papieren boeken worden e-books. Kranten worden op iPads bekeken.
We lezen niet meer, we scannen; we doen geen onderzoek meer, we laten ons alles door Google voorkauwen; we onthouden niks meer, we weten enkel nog hoe de search engine op het internet te gebruiken. Merkwaardig genoeg leidt de kolossale overdaad aan informatie tot een exponentieel groter wordende onwetendheid en domheid.
Het meest beangstigende aan het verhaal van Carr en zijn redelijk voor de hand liggende conclusies, is dat hij zijn stellingen vanuit de neurologie kan bewijzen. Door de neuroplatisciteit van ons brein kan het onherroepelijke veranderingen ondergaan.
Carr werpt ook een interessant licht op de werking van internetbedrijven als Google en Facebook. Google beweert dat zijn zending erin bestaat ‘de wereldwijde informatie te organiseren en ook wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken.’ In realiteit hebben ze de perfecte zelfvoedende geldmachine gemaakt: hoe meer gebruikers zoekopdrachten ingeven, hoe meer info ze over zichzelf prijsgeven, hoe betere schietschijven ze zijn voor adverteerders die via Google AdWords hun pijlen richten op de geïndividualiseerde consumentenmassa. Hoe meer kliks door de gebruikers, hoe meer concrete contacten voor de adverteerders, hoe meer inkomsten voor Google. Kan alleen maar groter en groter en groter worden, en meer en meer en meer geld opbrengen. Van een wiskundige schoonheid.
Bij Facebook worden kuddes van honderden miljoenen lammeren nog openlijker en nog opgewekter naar de slachtbank van adverteerders gebracht. Ze plaatsen hun hele hebben en houwen op het net, ze leiden een bijna exclusief digitaal bestaan met hun cybervrienden, elke zucht wordt door logaritmen geanalyseerd om nog beter geprofileerde advertenties toe te laten. Bij Facebook is de gebruiker het product. In zijn vrolijke argeloosheid heeft hij zich met have en goed overgeleverd aan de Ultieme Big Brother, Mark Zuckerberg, een autistische nerd die op zwemsletsen rondslentert. De totale vrijwillige indoctrinatie waar de communisten van droomden, de hersenspoelingen die Goebbels in het vooruitzicht had gesteld, het is een feit en we leveren er ons met onwaarschijnlijk groot plezier aan over. Mijn frank is gevallen toen er op mijn Facebook pagina een sponsored link voor middelen tegen knie-artrose stond. Mijn eerste reactie was: dat komt goed uit. Ik heb weer zo’n pijn in mijn knieën. Tweede, verschrikte reactie: hoe weten die dat? Ik keek om me heen om een videocamera te vinden, afluisterapparatuur, onze huisarts. Paranoia.
De hedendaagse internaut is de gelukkige gijzelaar – of noem het de nuttige idioot – van bedrijven als Google, Amazon en Facebook. Wat een ironische paradox met de beroemde Superbowlreclameclip van Apple, waar IBM’ers zich als lemmingen van een rots storten en Big Brother door de nieuwe Macintosh het zwijgen zou opgelegd worden. Apple betekende immers persoonlijke vrijheid, creativiteit en levensvreugde.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten